131. Gaspeldoorn, stekelbrem en bezembrem
Op 11 maart dit jaar zag ik op een stuk natte heide een struik van anderhalve meter hoog, fris groen en met tientallen enthousiast gele vlinderbloemen. De zon scheen een beetje en ik had het gevoel dat ik de lente niet overtuigender te zien kon krijgen. Ik wist dat het gaspeldoorn was, want die staat daar al jaren, maar ik had niet verwacht dat daar nu al zo'n schitterend demonstratie van de lente zou worden gegeven: vandaar dit artikel! Die twee andere planten in de titel, daarvan was ik al langer van plan eens uit te zoeken hoe de relaties in elkaar staken.
Driemaal brem Groeiplaats van de gaspeldoorn in de Kampina bij Boxtel: nat, maar net niet in het water.
De genoemde soorten brem horen alle drie bij de vlinderbloemen Leguminosae. Binnen de vlinderbloemen hebben we wereldwijd een kleine 20.000 soorten en die zijn verdeeld in drie ondersoorten. De drie planten in dit artikel zitten alle drie in een andere ondersoort en ze zijn dus geen nauwe familie ofschoon er best wat overeenkomsten zijn. Alle drie zijn het struiken met groene takken, met weinig bladeren en met gele bloemen:
- Gaspeldoorn (Ulex europaeus),
- Stekelbrem (Genista anglica),
- Gewone brem = bezembrem (Cytisus scoparius). Ik gebruik in dit artikel het woord 'bezembrem' omdat de officiële Nederlandse naam 'gewone brem' heel verwarrend bleek in de tekst over soorten brem.
Gewone brem of bezembrem in bloei in april.
Gewone brem of bezembrem
Gewone of bezembrem was op de schrale zandgronden ooit inderdaad een heel gewone struik. Tegenwoordig hebben we nog steeds zandgronden, maar door de meststoffen is het schrale er een beetje af. De bezembrem is dus al lang niet meer een hele gewone struik, behalve waar nu nog een plukje heide staat. Maar de bezembrem kan daar maar moeilijk over klagen: het is zelf een vlinderbloemige die zijn best doet om stikstof meststof in de schrale zandgrond te krijgen! Maar de mens met zijn kunstmatige en overdadige stikstofmeststoffen wist geen maat te houden en daar over mag wel geklaagd worden.
Bezembrem heeft die naam inderdaad te danken aan het feit dat de takken tot midden vorige eeuw werden gebruikt om bezems van te gemaakt. In België en in onze provincie Noord Brabant wordt de naam bezembrem ook nog steeds gebruikt. De heksen op zeventiende eeuwse prenten en schilderijen vliegen ook altijd op dit soort bezems. Overigens werd toen niet alleen bezembrem gebruikt voor bezems, maar ook struikheide en berkentakken. Maar al die bezems moeten niet verward met een heksenbezem die in de berken groeit: dat is een wildgroei van de berkentakjes die veroorzaakt wordt door een schimmelinfectie.
Bestuiving
De bezembrem heeft, net als de andere bremsoorten en waarschijnlijk nog veel meer vlinderbloemigen, een ingewikkeld mechanisme om stuifmeel op het juiste gedeelte van bij of hommel te deponeren. In de Oecologische Flora wordt dat beschreven, maar ik moet zeggen dat ik het niet echt voor me zag. Dus zoeken op internet en dat leverde een soortgelijke beschrijving op voor de gaspeldoorn. Beide komen er op neer dat terwijl de stamper en de meeldraden rijpen, die onder spanning komen te staan binnen in de bloem. Op het moment dat er dan een bij of hommel binnendringt in de bloem, springen de meeldraden los en vegen het stuifmeel op de onderkant van de bij. Daarna wordt het echt ingewikkeld want de stamper wil stuifmeel voor de bevruchting en dat moet aan de bovenkant van de bij worden aangeleverd en moet bovendien van een andere plant afkomstig zijn in verband met de kruisbestuiving!
Bij sommige vlinderbloemigen zijn er lange en korte meeldraden: de ene soort smeert het stuifmeel op de onderkant van de bij of hommel en de andere op de bovenkant. Maar de stamper zit bij de volgende bloem ook weer boven, waarom dan stuifmeel op de onderkant? Misschien is dat bedoeld voor de bij of hommel zelf want niet alle vlinderbloemigen leveren nectar. Hier moet ik nog op studeren.
In het blad "Bijen - Maandblad voor Imkers" vond ik een artikel over Gaspeldoorn door Arjen Neve uit 2005. Hij bespreekt ook de manier waarop de bij 'inbreekt' bij de gaspeldoorn, maar hoe het precies gaat met het eigen en vreemd stuifmeel bij de plant is me toch niet duidelijk geworden.
Maar het was geen vergeefse zoektocht. Arjen Neve is inmiddels overleden, maar hij was behalve liefhebber van bijen en bloemen ook een briljant tekenaar van planten! Hij had jarenlang een vaste rubriek in het blad en alle bijdragen (minstens 200!) zijn nu verzameld in een boek dat ook online staat. Iedere bijdrage met een fraaie pentekening! De site is gratis toegankelijk: zie het Naschrift hieronder.
Stekelbrem
Stekelbrem in bloei. Duidelijk zichtbaar stekels én blaadjes.
Uiterlijk zou stekelbrem (Genista anglica) een kruising kunnen zijn van bezembrem en gaspeldoorn, maar het is een aparte soort en zoals gezegd niet eens zo nauw verwant. De stekelbrem is inheems en staat hier zowel op droge als natte hei. De struiken worden zelden hoger dan 50 cm. Stekelbrem heeft zowel stekels als bladeren. De bladeren zijn vrij klein, maar prikken dus niet. Dit in tegenstelling tot de stekels. Als de plant niet in bloei staat valt deze nauwelijks op, maar als je kennismaakt met de stekels, wordt duidelijk dat je stekelbrem beter niet over het hoofd kunt zien. De stekels zijn stukken kleiner dan die van de gaspeldoorn, maar net zo scherp.
De plant bloeit in mei en juni. In Nederland groeit stekelbrem in het hele zuiden en oosten waar het zanderig is en in Duistland in het aansluitende gebied. Maar onder de lijn van Kerkrade naar de Oostzee komt de plant daar nauwelijks voor. Vreemd.
Gaspeldoorn
Gaspeldoorn eind van de winter en vol in bloei én met stekels.
Gaspeldoorn (Ulex europaeus), is de grootste van onze bremsoorten. De plant wordt 2 tot 3 meter, een forse struik dus. Gaspeldoorn is een altijd groene plant! Dat is het gevolg van het feit dat de plant zijn bladeren heeft omgebouwd tot dorens. In die dorens en in de takken zit het bladgroen én de plant laat zijn dorens niet vallen! Voor de gaspeldoorn is er dus geen reden voor een winterstop en de plant doet dat ook niet. Bij een zachte winter zoals dit jaar en vorig jaar bloeit de gaspeldoorn dus heel vroeg en mogelijk ook heel lang. Maar dit heeft natuurlijk ook risico's: als we een strenge winter hebben bevriest de plant letterlijk tot de grond. De foto's van de gaspeldoorn bij dit artikel zijn genomen op dezelfde plaats waar in 2010 de gaspeldoorn volledig was dood gevroren. Of de nieuwe struiken opgeslagen zijn uit de zaden of uit de wortels of beide, weet ik niet. Maar de gaspeldoorn geeft in ieder geval niet snel op!
De dorens van de gaspeldoorn zijn ook een categorie apart. Ze zijn niet bijzonder lang maar één tot twee cm, maar vooral extreem scherp en sterk. Botanisch gezien zijn het opgerolde bladeren met een scherpe punt die verbonden zijn met het 'skelet' en het vaatsysteem van de plant. Dit is duidelijk anders dan bij een braam of een roos. Die hebben stekels en die staan op vrij willekeurige plaatsen op de huid van de tak en kunnen daar vrij gemakkelijk afbreken.
Naschrift
De genoemde bijdragen van Arjan Neven in "Bijen - Maandblad voor Imkers" zijn verzameld in een boek dat ook online staat: "Bijenplanten: nectar en stuifmeel voor honingbijen". In iedere bijdrage staat een fraaie pentekening. De site is gratis toegankelijk en staat:
hier.
Jan van Dingenen - 2020